Samen met mijn groepje heb ik een presentatie gegeven over hoofdstuk 4 uit 'Van alles wat meenemen'.
Dit hoofdstuk ging over de Turkse bevolkingsgroep in Nederland.
Naar aanleiding van dit hoofstuk heb ik een kind in gedachten genomen.
Ons jonge kind:
Hallo ik ben Mohamed, ik kom uit Turkije en woon in Nederland, ik zit in de onderbouw en vind het erg moeilijk op school omdat ik de Nederlandse taal nog moeilijk vind. Alles is namelijk in het Nederlands geschreven of gesproken en daarom begrijp ik soms het rekenen ook niet waar ik juist heel goed in ben.
Ook vind ik dat de mensen hier in Nederland niet zo gastvrij zijn als wij in Turkije, wij vinden het juist heel erg leuk als er mensen uit andere landen op bezoek komen, maar hier lijken ze het niet zo leuk te vinden.
Daarom vind ik het ook zo jammer dat we niet met de hele klas iets van het Suikerfeest vieren, dat weten de kinderen in de klas waarom ik een maand wanneer de zon schijnt niet eet en wat voor een feesten wij vieren. We doen dit namelijk wel met kerst. Het zou leuk zijn als we dit ook met de klas kunnen doen.
Soms vind ik het ook jammer dat ik geen traktatie mag omdat daar bijvoorbeeld worst op zit, maar het is wel lief dat ze dan speciaal iets voor mij maken
Ik vind het op school best wel moeilijk dat ik altijd gedag moet zeggen tegen mijn papa en mama omdat ik een hele goede en hechte band met hen heb. Daarom vind ik het nooit leuk om afscheid te nemen.
Ik hoop dat dit later nog wel beter gaat, net zoals het Nederlands leren. Maar thuis praat ik gewoon Turks dus alleen op school praat ik Nederlands of wanneer ik met vriendjes en vriendinnetjes ga spelen, maar deze zijn ook vaak Turks. Daarom vind ik de andere vakken ook moeilijk omdat ze altijd in het Nederlands uitgelegd zijn, maar met veel oefenen en praten gaat het vast een stuk beter.
Wat ik leuk vind aan school is het samen spelen met de andere kinderen, ze willen mij allemaal helpen. Ook verbeteren ze mij zodat ik het goed leer. Wel reageer ik soms anders omdat ik thuis een grote broer heb die soms boze woorden zegt en die gebruik ik ook wel eens.
Wat ik niet zo leuk vind is dat sommige kinderen niet bij mij thuis mogen spelen omdat ze het raar vinden dat mijn moeder een hoofddoek draagt, maar dit doet ze vanwege ons geloof dus daar is helemaal niks raars aan.
Het laatste dat ik nog wil zeggen is dat ik het hier in mijn plaats wel heel stil vind, omdat in Turkije 5x per dag het gebed door de stad te horen was en hier niet. Op school bid ik ook niet terwijl ik dat in Turkije wel altijd deed.
Wat wel grappig is, is dat we in Turkije altijd op woensdag Doner kebab gingen eten en dat kunnen we hier ook doen omdat er veel restaurants en winkels zijn die dat ook hebben en dat is echt heel erg lekker.
Vanuit de leerkracht:
In de klas is het belangrijk dat de leerkracht ook feestdagen ten sprake laat komen die in Turkije gevierd worden. Je kunt bijvoorbeeld aandacht schenken aan de ramadan als deze aan de gang is, zo wordt iets wat voor dat kind op dat moment belangrijk is in zijn of haar leven in de klas besproken en hij of zij kan daar ook veel over vertellen. Ten tweede voorkom je dan vooroordelen van de andere kinderen uit de klas, die snappen nu ook waarom het kind met de Turkse achtergrond niet eet op school zo voorkom je veel vragen. Ook is het belangrijk om de Nederlandse feesten niet alleen te vieren maar het ook in de klas hebben over waarom we deze feestdagen eigenlijk vieren, zo komt het Turkse kind meer over de Nederlandse cultuur te weten.
Ook zou je d.m.v. kringgesprekken situaties kunnen aankaarten die in de Turkse cultuur anders worden opgelost dan in de Nederlandse cultuur.
Discriminatie bestaat vaak uit onwetendheid, uit vooroordelen. Het is daarom ook belangrijk om te zorgen dat alle kinderen belangrijke dingen van de Turkse cultuur weten en ook kunnen vragen zodat er geen onwetendheid is en er dus ook geen vooroordelen ontstaan.
Het is belangrijk voor het kind dat het de Nederlandse taal goed onder de knie heeft, als je de Nederlandse taal niet goed beheerst zal het kind met alle vakken gaan achter lopen.
Als het kind de Nederlandse taal dus nog niet goed beheerst is het belangrijk dat het kind bijles krijgt binnen school, of misschien zelfs buitenschool. Het is belangrijk dat het kind thuis ook gestimuleerd wordt Nederlands te praten. Zo krijgt het kind de taal sneller onder de knie, hier heb je dus ook de ouders bij nodig. Ga in gesprek met de ouders en kijk wat de mogelijkheden kunnen zijn als de ouders zelf ook de Nederlandse taal nog niet onder de knie hebben, bijvoorbeeld gezamenlijk Nederlands les.
Als leerkracht is je belangrijkste rol volgens ons dus als informatiebron voor beide groepen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de kinderen elkaars cultuur gaan begrijpen en respecteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten