Bij deze toepassingskaart beantwoord ik de volgende vragen:
1. Beschrijf welke invloeden en achtergronden jou hebben gevormd tot de persoon die je nu bent. Denk aan identiteitsbepalende factoren als je opvoeding, culture positie, sociaal-economische positie, politieke voorkeur, etc.
Ik ben opgegroeid in een Protestants Christelijk gezin. Ik ben zelf niet gelovig, maar toch heeft deze opvoeding mijn normen en waarden voor de samenleving gevormd. Ik ben opgevoed in een gezin waarin mijn moeder altijd thuis is geweest (alleen mijn vader werkt). Dit heb ik als kind zijnde altijd als heel prettig ervaren. Ik heb daardoor ook een hekel aan stilte gekregen omdat ik thuis altijd gezelligheid en drukte om mij heen heb gehad (ook doordat ik een jonger zusje en broertje heb). Mijn vader heeft een eigen bedrijf voor 1 dag in de week en verder werkt hij 4 dagen voor een werkgever. Daardoor is hij weinig thuis. Ondanks dit heb ik toch een hele sterke band met mijn vader, misschien juist omdat we daarin zoveel op elkaar lijken. Mijn vader werkt in de stad en we wonen in een dorp, dit heb ik altijd heel fijn gevonden. Sociaal economisch hebben we het altijd goed gehad. Mijn ouders hebben wel de visie dat iedereen in deze maatschappij voor zichzelf moet zorgen. Dat hebben ze mij in die zin ook meegegeven. Als ik mijzelf bijvoorbeeld vergelijk met medestudenten ben ik een van de weinige studenten die nog thuis woont maar wel alle financiele zaken zelf moet regelen. (Studiegeld, verzekeringen, enz.) Aan de ene kant vond ik dit best moeilijk, vooral als je om je heen ziet dat medestudenten alles vergoed krijgen van hun ouders, aan de andere kant, ik ben er wel veel volwassener door geworden en ik kan wanneer ik op mijzelf woon, financieel goed voor mijzelf zorgen. Dat zijn de belangrijkste invloeden en achtergronden die mij gevormd hebben.
2. Met welke sociale groep (of groepen) identificeer je je momenteel het meest? (bijv. familie, leeftijdsgenoten uit de wijk waar je woont, studentenvereniging, uitgaans-scene, hockeyteam, etc.)
Ik identificeer mij het meeste met de mensen waarmee ik samen sport (hardlopen). Deze mensen hebben verder geen overeenkomsten met mij (leeftijd, geslacht). Dat is juist wat ik er zo leuk aan vind, het is een echte familiebezigheid! Wel merk ik vaak dat we meningen delen, het echt kunnen genieten van de natuur; passie voor het hardlopen; eigen prestatie verbeteren; prestatiedrang om te winnen en vooral ook de gezelligheid na afloop omdat dit iets is wat je voor jezelf doet en daar hoort gezelligheid bij.
3. Welke voor jou geldende specifieke achtergronden (zie vraag 1) zouden -denk je- van invloed kunnen zijn op jouw lesgeven?
Dat ik Protestants-Christelijk ben opgevoed. Ik heb er ook voor gekozen om deze akte te gaan halen. Ik vind het namelijk belangrijk dat kinderen deze normen en waarden ook meekrijgen. Kinderen kunnen er net als ik voor kiezen om uiteindelijk niet gelovig te zijn, maar ik vind eht belangrijk dat ze hier een keuze in krijgen, zoals ik die ook heb gehad.
4. In hoeverre kan je jouw pedagogisch-didactisch handelen beschouwen als transcultureel?
a. Heb je een open leefhouding waarbij je andere waarden en normen niet alleen respecteert, maar ook accepteert?
b. Ben je in staat cultuurverschillen te overbruggen?
c. In hoeverre ben je in staat leerlingen te begeleiden bij hun culturele identiteitsvorming?
a. Ja, die heb ik. Ik ben altijd benieuwd naar de mening van een ander. Daarnaast vind ik dat iedereen mag geloven wat hij/zij wil, zolang deze mensen ook open staan voor mijn normen en waarden.
b. Nee, ik snap niet altijd waarom bepaalde mensen anders reageren, vaak kan ik mij daar wel een voorstelling van maken maar ik weet het nooit zeker.
c. Hier ben ik heel goed in, ik geef de kinderen altijd een keuze. Ik vertel bijvoorbeeld bij het kerstverhaal dat er mensen zijn die dat geloven en dat dat mag. Andere mensen zien het als een mooi verhaal en halen er de normen en waarden uit, dat mag ook. Ik laat dan vaak de kinderen even nadenken over wat ze er zelf van vinden. Waarom zou het waar gebeurd kunnen zijn? Waarom niet? Verder ga ik dan niet in discussie, het is iets wat je zelf mag weten en daar wordt niemand op afgerekend.
5. Denk je dat je een speciale bijdrage kan leveren aan de realisering van interculturele taken van de basisschool? Zo ja, hoe dan?
Ja, ik sta daar namelijk voor open en ik wil dat graag aan de kinderen meegeven. Het maakt het uiteindelijk voor ons allen makkelijker en leuker.
6. Hoe ziet jouw visie er op de huidige maatschappij nu uit?
a. Welke uitdagingen in de samenleving zie je?
b. Welke bedreigingen in de samenleving zie je?
a. Dat iedereen elkaar zal respecteren. Daarvoor is nodig dat we elkaar leren kennen.
b. Niet iedereen wil elkaar leren kennen, er komt (naar mijn idee) steeds meer haat tussen verschillende bevolkingsgroepen. Dit vind ik erg jammer.
7. Hoe kijk je aan tegen de integratie van allochtone groepen in de samenleving?
Verloopt moeizaam. Wanneer er een beter intergratiebeleid zou zijn, zou het volgens mij meer problemen uit de weg helpen.
8. Hoe ervaar je andere religies dan de jou goed bekende?
Ik vind het altijd wel erg interessant om iemand te horen over zijn of haar religie. Vooral vind ik het dan erg interessant om standpunten te vergelijken, hoe lossen anderen dit op? Ik ben namelijk van mening dat we veel van elkaar kunnen leren.
9. Hoeveel vrienden/kennissen met een andere culturele -en/of buitenlandse achtergrond heb je?
Ik heb vooral veel vrienden die net als ik niet gelovig zijn. Ik heb geen vrienden met een buitenlandse achtergrond. Echter heb ik wel veel met deze mensen te maken. Ik werk in een supermarkt en heb veel collega's met een andere culturele achtergrond of die uit het buitenland komen. Daarnaast heb ik veel met klanten te maken en merk ik ook daar soms verschil in de achtergronden. Vooral in de wijze hoe men met personeel omgaat (bepaalde culturen is het zo dat je niets waard bent omdat je in een supermarkt werkt en wordt je niet vriendelijk behandeld, in andere culturen ben je juist veel waard omdat je een onmisbare schakel in de samenleving bent en deze mensen beseffen dat je nodig bent).
10. Welke invloed hebben gesprekken met kinderen en ouders met andere culturele achtergronden op jou gehad?
Ik ben meegeweest op kamp vooral jaar stage met groep 7. Er gingen 3 meiden niet mee. Hun ouders vonden dit uit culturele overwegingen geen goed idee. Er ging wel een Islamitische jongen mee, hij nam zijn eigen vlees mee. Zijn ouders vertrouwde er namelijk niet helemaal op dat de school hier rekening mee zou houden. Hier heb ik van geleerd dat het vooral erg belangrijk had geweest om de ouders uit te nodigen voor een gesprek. De communicatie was hier namelijk verlopen via de kinderen en zo was nog een hoop onduidelijk. Een gesprek had wel op zn plaats geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten