Samen met mijn groepje heb ik een presentatie gegeven over hoofdstuk 4 uit 'Van alles wat meenemen'.
Dit hoofdstuk ging over de Turkse bevolkingsgroep in Nederland.
Naar aanleiding van dit hoofstuk heb ik een kind in gedachten genomen.
Ons jonge kind:
Hallo ik ben Mohamed, ik kom uit Turkije en woon in Nederland, ik zit in de onderbouw en vind het erg moeilijk op school omdat ik de Nederlandse taal nog moeilijk vind. Alles is namelijk in het Nederlands geschreven of gesproken en daarom begrijp ik soms het rekenen ook niet waar ik juist heel goed in ben.
Ook vind ik dat de mensen hier in Nederland niet zo gastvrij zijn als wij in Turkije, wij vinden het juist heel erg leuk als er mensen uit andere landen op bezoek komen, maar hier lijken ze het niet zo leuk te vinden.
Daarom vind ik het ook zo jammer dat we niet met de hele klas iets van het Suikerfeest vieren, dat weten de kinderen in de klas waarom ik een maand wanneer de zon schijnt niet eet en wat voor een feesten wij vieren. We doen dit namelijk wel met kerst. Het zou leuk zijn als we dit ook met de klas kunnen doen.
Soms vind ik het ook jammer dat ik geen traktatie mag omdat daar bijvoorbeeld worst op zit, maar het is wel lief dat ze dan speciaal iets voor mij maken
Ik vind het op school best wel moeilijk dat ik altijd gedag moet zeggen tegen mijn papa en mama omdat ik een hele goede en hechte band met hen heb. Daarom vind ik het nooit leuk om afscheid te nemen.
Ik hoop dat dit later nog wel beter gaat, net zoals het Nederlands leren. Maar thuis praat ik gewoon Turks dus alleen op school praat ik Nederlands of wanneer ik met vriendjes en vriendinnetjes ga spelen, maar deze zijn ook vaak Turks. Daarom vind ik de andere vakken ook moeilijk omdat ze altijd in het Nederlands uitgelegd zijn, maar met veel oefenen en praten gaat het vast een stuk beter.
Wat ik leuk vind aan school is het samen spelen met de andere kinderen, ze willen mij allemaal helpen. Ook verbeteren ze mij zodat ik het goed leer. Wel reageer ik soms anders omdat ik thuis een grote broer heb die soms boze woorden zegt en die gebruik ik ook wel eens.
Wat ik niet zo leuk vind is dat sommige kinderen niet bij mij thuis mogen spelen omdat ze het raar vinden dat mijn moeder een hoofddoek draagt, maar dit doet ze vanwege ons geloof dus daar is helemaal niks raars aan.
Het laatste dat ik nog wil zeggen is dat ik het hier in mijn plaats wel heel stil vind, omdat in Turkije 5x per dag het gebed door de stad te horen was en hier niet. Op school bid ik ook niet terwijl ik dat in Turkije wel altijd deed.
Wat wel grappig is, is dat we in Turkije altijd op woensdag Doner kebab gingen eten en dat kunnen we hier ook doen omdat er veel restaurants en winkels zijn die dat ook hebben en dat is echt heel erg lekker.
Vanuit de leerkracht:
In de klas is het belangrijk dat de leerkracht ook feestdagen ten sprake laat komen die in Turkije gevierd worden. Je kunt bijvoorbeeld aandacht schenken aan de ramadan als deze aan de gang is, zo wordt iets wat voor dat kind op dat moment belangrijk is in zijn of haar leven in de klas besproken en hij of zij kan daar ook veel over vertellen. Ten tweede voorkom je dan vooroordelen van de andere kinderen uit de klas, die snappen nu ook waarom het kind met de Turkse achtergrond niet eet op school zo voorkom je veel vragen. Ook is het belangrijk om de Nederlandse feesten niet alleen te vieren maar het ook in de klas hebben over waarom we deze feestdagen eigenlijk vieren, zo komt het Turkse kind meer over de Nederlandse cultuur te weten.
Ook zou je d.m.v. kringgesprekken situaties kunnen aankaarten die in de Turkse cultuur anders worden opgelost dan in de Nederlandse cultuur.
Discriminatie bestaat vaak uit onwetendheid, uit vooroordelen. Het is daarom ook belangrijk om te zorgen dat alle kinderen belangrijke dingen van de Turkse cultuur weten en ook kunnen vragen zodat er geen onwetendheid is en er dus ook geen vooroordelen ontstaan.
Het is belangrijk voor het kind dat het de Nederlandse taal goed onder de knie heeft, als je de Nederlandse taal niet goed beheerst zal het kind met alle vakken gaan achter lopen.
Als het kind de Nederlandse taal dus nog niet goed beheerst is het belangrijk dat het kind bijles krijgt binnen school, of misschien zelfs buitenschool. Het is belangrijk dat het kind thuis ook gestimuleerd wordt Nederlands te praten. Zo krijgt het kind de taal sneller onder de knie, hier heb je dus ook de ouders bij nodig. Ga in gesprek met de ouders en kijk wat de mogelijkheden kunnen zijn als de ouders zelf ook de Nederlandse taal nog niet onder de knie hebben, bijvoorbeeld gezamenlijk Nederlands les.
Als leerkracht is je belangrijkste rol volgens ons dus als informatiebron voor beide groepen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de kinderen elkaars cultuur gaan begrijpen en respecteren.
Project Kleur PLV3
donderdag 12 januari 2012
woensdag 11 januari 2012
dinsdag 10 januari 2012
Toepassingskaart 5. Artikelen en stellingen
De volgende 5 artikelen heb ik gekozen. Ik zal per artikel een korte omschrijving geven en mijn keuze toelichten. Ook zal ik mijn mening hierover geven.
Daarna zal ik bij elk artikel een stelling plaatsen.
(Klik op het artikel om deze groter te zien.)
Artikel 1: Leidsch Dagblad, vrijdag 3 februari 2012.
'Misdaad belet integratie'. In dit artikel wordt gemeldt dat niet-westerse allochtonen vaker met misdaad in aanraking komen dan allochtone jongeren. Het gaat dan vooral om de Antilliaanse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren. Ook wordt er gemeld dat er positief nieuws is, het opleidingsniveau wordt steeds hoger. Vrouwen gaan meer aan het werk dan voorheen en zijn daardoor economisch zelfstandiger.
Keuze voor dit artikel was dat ik nu verbanden kon leggen. In het boek 'van alles wat meenemen' staat dit namelijk ook vermeld. Ik was benieuwd naar hoe het kwam dat niet-westerse allochtonen vaker met misdaad te maken hebben.
Mijn stelling bij dit artikel is:
'Is het positief dat niet-westerse allochtoonse vrouwen meer gaan werken dan voorheen?'
Artikel 2: Leidsch Dagblad, zaterdag 4 februari 2012.
'Minister: Criminele vreemdelingen sneller uitzetten'. In dit artikel wil minister Leers duidelijk maken dat hij de Vreemdelingenwet wil aanscherpen. Hij wil dat vreemdelingen sneller hun verblijfsvergunningen verliezen wanneer zij misdrijven begaan. Volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens moet iedereen individueel bekeken worden. Keuze voor dit artikel was dat ik meer van de achterliggende redenen voor het uit willen zetten van vreemdelingen wilde weten.
Mijn stelling bij dit artikel is: 'Is het eerlijk om iemand zwaarder te berechten voor een misdrijf wanneer hij/zij een vreemdeling is?'
Artikel 3: Leidsch Dagblad, vrijdag 3 februari 2012.
'Expert: Racisme Europa groeit.' In dit artikel wordt duidelijk dat het rasisme in Europa groeit, dit ten nadele voor migranten. De oplossing zou liggen bij veelzijdige mediaberichten en tolerantie-lessen op school. Ook zou er meer onderzoek moeten komen naar geheime CIA-kampen en de oorlog in Joegoslavië. De reden dat ik dit artikel koos, was omdat ik er zelf van schrok. Ik wilde weten of er redenen genoemd zouden worden en of er ook oplossingen geboden werden. Mijn stelling bij dit artikel is: 'Zou het plaatsen van veelzijdige mediaberichten, tolerantie-lessen op scholen en het doen van onderzoek het rasicme verminderen in Europa?'
Artikel 4: Leidsch Dagblad, woensdag 1 februari 2012.
''Meneer Abdul' mag in Hazerswoude-Dorp blijven.' In dit artikel staat dat een vluchteling uit Afganistan het nieuws zou krijgen dat hij na 10 jaar toch geen vaste verblijfsvergunning kreeg. Uiteindelijk heeft hij deze toch gekregen nadat zijn werkgever en anderen actie hadden gevoerd. Ik heb dit artikel gekozen omdat ik benieuwd was naar wat er aan vooraf was gegaan. Welke procedure heeft hij gehad? En wat zouden redenen geweest kunnen zijn waarvoor hij geen vaste verblijfsvergunning kreeg? Mijn stelling bij dit artikel is: 'Mag je een vluchteling die inmiddels al meer dan 10 jaar in Nederland woont terug sturen?'
Artikel 5: Leidsch Dagblad, zaterdag 4 februari 2012.
'Lot allochtoon op de banenmarkt: als laatste aan de slag, als eerste eruit.' Het gaat er in dit artikel over dat allochtonen minder van de opleving hebben gemerkt dan de autochtonen. Dit kwam vooral doordat ze als laatste een baan krijgen en ook sneller ontslagen worden. Als redenen worden hiervoor discriminatie gegeven, maar ook dat allochtonen vaak als uitzendkracht werken (deze banen verdwijnen als eerste in een recessie). De banen die gingen opleven waren bij de overheid, onderwijs en zorg, daar worden allochtonen minder snel aangenomen. Er staat ook nog in het artikel dat allochtonen wel sneller aan een baan komen in de Randstad. De keuze voor dit artikel was dat ik benieuwd was of er meerdere redenen waren dan alleen discriminatie (dat had ik zelf al bedacht toen ik de titel las). Ook was ik benieuwd of er in het artikel zou staan wat een oplossing zou zijn. Mijn stelling bij dit artikel is: 'Wat kan een allochtoon doen om sneller aan een baan te komen in tijd van recessie?'
Daarna zal ik bij elk artikel een stelling plaatsen.
(Klik op het artikel om deze groter te zien.)
Artikel 1: Leidsch Dagblad, vrijdag 3 februari 2012.
'Misdaad belet integratie'. In dit artikel wordt gemeldt dat niet-westerse allochtonen vaker met misdaad in aanraking komen dan allochtone jongeren. Het gaat dan vooral om de Antilliaanse, Marokkaanse en Surinaamse jongeren. Ook wordt er gemeld dat er positief nieuws is, het opleidingsniveau wordt steeds hoger. Vrouwen gaan meer aan het werk dan voorheen en zijn daardoor economisch zelfstandiger.
Keuze voor dit artikel was dat ik nu verbanden kon leggen. In het boek 'van alles wat meenemen' staat dit namelijk ook vermeld. Ik was benieuwd naar hoe het kwam dat niet-westerse allochtonen vaker met misdaad te maken hebben.
Mijn stelling bij dit artikel is:
'Is het positief dat niet-westerse allochtoonse vrouwen meer gaan werken dan voorheen?'
Artikel 2: Leidsch Dagblad, zaterdag 4 februari 2012.
'Minister: Criminele vreemdelingen sneller uitzetten'. In dit artikel wil minister Leers duidelijk maken dat hij de Vreemdelingenwet wil aanscherpen. Hij wil dat vreemdelingen sneller hun verblijfsvergunningen verliezen wanneer zij misdrijven begaan. Volgens het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens moet iedereen individueel bekeken worden. Keuze voor dit artikel was dat ik meer van de achterliggende redenen voor het uit willen zetten van vreemdelingen wilde weten.
Mijn stelling bij dit artikel is: 'Is het eerlijk om iemand zwaarder te berechten voor een misdrijf wanneer hij/zij een vreemdeling is?'
Artikel 3: Leidsch Dagblad, vrijdag 3 februari 2012.
'Expert: Racisme Europa groeit.' In dit artikel wordt duidelijk dat het rasisme in Europa groeit, dit ten nadele voor migranten. De oplossing zou liggen bij veelzijdige mediaberichten en tolerantie-lessen op school. Ook zou er meer onderzoek moeten komen naar geheime CIA-kampen en de oorlog in Joegoslavië. De reden dat ik dit artikel koos, was omdat ik er zelf van schrok. Ik wilde weten of er redenen genoemd zouden worden en of er ook oplossingen geboden werden. Mijn stelling bij dit artikel is: 'Zou het plaatsen van veelzijdige mediaberichten, tolerantie-lessen op scholen en het doen van onderzoek het rasicme verminderen in Europa?'
Artikel 4: Leidsch Dagblad, woensdag 1 februari 2012.
''Meneer Abdul' mag in Hazerswoude-Dorp blijven.' In dit artikel staat dat een vluchteling uit Afganistan het nieuws zou krijgen dat hij na 10 jaar toch geen vaste verblijfsvergunning kreeg. Uiteindelijk heeft hij deze toch gekregen nadat zijn werkgever en anderen actie hadden gevoerd. Ik heb dit artikel gekozen omdat ik benieuwd was naar wat er aan vooraf was gegaan. Welke procedure heeft hij gehad? En wat zouden redenen geweest kunnen zijn waarvoor hij geen vaste verblijfsvergunning kreeg? Mijn stelling bij dit artikel is: 'Mag je een vluchteling die inmiddels al meer dan 10 jaar in Nederland woont terug sturen?'
Artikel 5: Leidsch Dagblad, zaterdag 4 februari 2012.
'Lot allochtoon op de banenmarkt: als laatste aan de slag, als eerste eruit.' Het gaat er in dit artikel over dat allochtonen minder van de opleving hebben gemerkt dan de autochtonen. Dit kwam vooral doordat ze als laatste een baan krijgen en ook sneller ontslagen worden. Als redenen worden hiervoor discriminatie gegeven, maar ook dat allochtonen vaak als uitzendkracht werken (deze banen verdwijnen als eerste in een recessie). De banen die gingen opleven waren bij de overheid, onderwijs en zorg, daar worden allochtonen minder snel aangenomen. Er staat ook nog in het artikel dat allochtonen wel sneller aan een baan komen in de Randstad. De keuze voor dit artikel was dat ik benieuwd was of er meerdere redenen waren dan alleen discriminatie (dat had ik zelf al bedacht toen ik de titel las). Ook was ik benieuwd of er in het artikel zou staan wat een oplossing zou zijn. Mijn stelling bij dit artikel is: 'Wat kan een allochtoon doen om sneller aan een baan te komen in tijd van recessie?'
maandag 12 december 2011
Toepassingskaart 4. Praktijkanalyse
Bezoek de Toermalijn in den Haag op maandag 12 december.
1. Beschrijving visie/schoolplan van de school:
Een onderwijzer heeft een mooi beroep. Je hebt met kinderen te maken, die levenslustig zijn, spontaan reageren en met verlangen uitkijken naar wat het leven te bieden heeft.
Het is prettig dat wij op onze school een goede sfeer hebben en leerlingen elkaar al volop opvangen en ondersteunen.
Weet u dat we heel veel leerlingen van buiten de wijk op school hebben? Ouders die verhuizen,willen hun kind op onze school houden, omdat we goede resultaten bereiken en we ons enthousiasme nooit verliezen.
Naast het goede onderwijs dat de leerkrachten geven, staat de school bekend als een school waar aan uw kind stevige eisen worden gesteld om alle talenten die het heeft te ontwikkelen. Misschien is dat wel het geheim waardoor we het zo prettig met elkaar hebben.
Bovendien zijn we al enige tijd geleden gestart met een andere manier van leren. Omdat het echt een aanpak is die we zelf ontwikkeld hebben en aan het ontwikkelen zijn, noemen wij het voorlopig 'het toermalijnleren'. Het is een aanpak, waarbij iedere leerling centraal staat en waarbij er naar gestreefd wordt bij de leerlingen veel zelfinitiatief te ontwikkelen. Het is een manier van leren, die door de leerlingen enthousiast ontvangen is.
Intussen zijn we gestart met ‘de Voorschool’. Dat betekent er hard samengewerkt wordt met onze peuterpeelzaal "Hartendiefjes" waar kinderen vanaf 2 1/2 jaar welkom zijn en in een doorgaande lijn onderwijs krijgen.
De basisschool Toermalijn is een katholieke school waar de religieuze achtergrond van ieder kind en zijn ouders gerespecteerd wordt.
Vanuit de katholieke identiteit van de school kiezen we voor:
- Het gesprek. Met de kinderen praten we over de waarden en de normen die in het leven centraal moeten staan.
Ieder gelovig mens weet dat respect voor elkaar belangrijk is.
- Veel aandacht voor de achtergronden van de kinderen.
Concreet betekent het dat we over het Hindoeïsme, de Islam en het Christendom van elkaar leren.
- De eigenheid van ieder kind.
Door aan te sluiten bij het unieke van ieder kind, verwachten we dat in de toekomst in de samenleving meer respect en tolerantie zal ontstaan.
We bestaan al meer dan 100 jaar. Honderd jaar kwaliteit, honderd jaar traditie. Wij willen graag samen met u deze kwaliteit en deze traditie de komende honderd jaar voortzetten.
De basisschool Toermalijn valt onder het bestuur van de stichting Lucas Onderwijs.
Lucas Onderwijs is een groot interconfessioneel schoolbestuur met zo'n 40 basisscholen, 9 sbo scholen en 10 scholen voor voortgezet onderwijs.
De Katholieke richting kenmerkt zich juist door de openheid naar andere culturen en religies.
Beschrijving rol/taak in de wijk:
-Het winnen van de 'witte' gezinnen in de wijk, deze kinderen gaan nu voornamelijk buiten de wijk naar school.
- Een andere rol is het geven van NT2-lessen, hier zijn speciale klassen voor. Dit kan al wanneer een kind 2,5 is. Dit wordt voor en na schooltijd gedaan.
2. De sociaal-maatschappelijke omgeving van de school: Deze school ligt in een 'zwarte' wijk. Ouders zijn hier laaggeschoold.
3. Leerlingpopulatie: Op deze school zitten leerlingen met bij elkaar 25 verschillende nationaliteiten. De meeste gezinnen bestaan uit moeder/vader/kinderen, maar er zijn ook veel 1-oudergezinnen, ongeveer 1/3.
Thuis spreken de meeste leerlingen een andere taal, voornamelijk Turks en Marokkaans, er zijn ook gezinnen waarvan de nationaliteit wel Turks/Marokkaans is, maar die thuis toch Nederlands spreken.
4. Manier van samenwerken:
5. Speciale activiteiten en vaardigheden die de leerkracht moet beheersen om dit netwerk te kunnen onderhouden zijn: De directeur is hier verantwoordelijk voor. Hij vertelde mij dat er vooral lef en interesse voor nodig zijn. Als er eenmaal gepraat wordt, gaat er vanzelf een balletje rollen. Omdat de partijen eigenlijk allemaal wachten op partners en de school ruimte heeft, gaat het vrij makkelijk. Ook krijgen de partijen veel subsidie van de overheid. De directeur stelde al dat het anders niet zo makkelijk was geweest.
6. Methode geschiedenis/aardrijkskunde: Op deze school wordt er niet gewerkt met methodes. Ze werken in thema's. Dit is omdat het voor de leerkracht fijn is om in te kunnen springen in het onderwerp en het de betrokkenheid van de leerlingen des te meer trekt. Ik vroeg de directeur of het ook te maken had met interculturele problematiek. Hij zei dat dat onbewust zeker zo zou kunnen zijn. Je zit namelijk niet vast aan een boek en werkschrift. (Dus geen last van taal). Bijna alles wordt mondeling besproken of er zijn doe-opdrachten.
1. Beschrijving visie/schoolplan van de school:
Een onderwijzer heeft een mooi beroep. Je hebt met kinderen te maken, die levenslustig zijn, spontaan reageren en met verlangen uitkijken naar wat het leven te bieden heeft.
Het is prettig dat wij op onze school een goede sfeer hebben en leerlingen elkaar al volop opvangen en ondersteunen.
Weet u dat we heel veel leerlingen van buiten de wijk op school hebben? Ouders die verhuizen,willen hun kind op onze school houden, omdat we goede resultaten bereiken en we ons enthousiasme nooit verliezen.
Naast het goede onderwijs dat de leerkrachten geven, staat de school bekend als een school waar aan uw kind stevige eisen worden gesteld om alle talenten die het heeft te ontwikkelen. Misschien is dat wel het geheim waardoor we het zo prettig met elkaar hebben.
Bovendien zijn we al enige tijd geleden gestart met een andere manier van leren. Omdat het echt een aanpak is die we zelf ontwikkeld hebben en aan het ontwikkelen zijn, noemen wij het voorlopig 'het toermalijnleren'. Het is een aanpak, waarbij iedere leerling centraal staat en waarbij er naar gestreefd wordt bij de leerlingen veel zelfinitiatief te ontwikkelen. Het is een manier van leren, die door de leerlingen enthousiast ontvangen is.
Intussen zijn we gestart met ‘de Voorschool’. Dat betekent er hard samengewerkt wordt met onze peuterpeelzaal "Hartendiefjes" waar kinderen vanaf 2 1/2 jaar welkom zijn en in een doorgaande lijn onderwijs krijgen.
De basisschool Toermalijn is een katholieke school waar de religieuze achtergrond van ieder kind en zijn ouders gerespecteerd wordt.
Vanuit de katholieke identiteit van de school kiezen we voor:
- Het gesprek. Met de kinderen praten we over de waarden en de normen die in het leven centraal moeten staan.
Ieder gelovig mens weet dat respect voor elkaar belangrijk is.
- Veel aandacht voor de achtergronden van de kinderen.
Concreet betekent het dat we over het Hindoeïsme, de Islam en het Christendom van elkaar leren.
- De eigenheid van ieder kind.
Door aan te sluiten bij het unieke van ieder kind, verwachten we dat in de toekomst in de samenleving meer respect en tolerantie zal ontstaan.
We bestaan al meer dan 100 jaar. Honderd jaar kwaliteit, honderd jaar traditie. Wij willen graag samen met u deze kwaliteit en deze traditie de komende honderd jaar voortzetten.
De basisschool Toermalijn valt onder het bestuur van de stichting Lucas Onderwijs.
Lucas Onderwijs is een groot interconfessioneel schoolbestuur met zo'n 40 basisscholen, 9 sbo scholen en 10 scholen voor voortgezet onderwijs.
De Katholieke richting kenmerkt zich juist door de openheid naar andere culturen en religies.
Beschrijving rol/taak in de wijk:
-Het winnen van de 'witte' gezinnen in de wijk, deze kinderen gaan nu voornamelijk buiten de wijk naar school.
- Een andere rol is het geven van NT2-lessen, hier zijn speciale klassen voor. Dit kan al wanneer een kind 2,5 is. Dit wordt voor en na schooltijd gedaan.
2. De sociaal-maatschappelijke omgeving van de school: Deze school ligt in een 'zwarte' wijk. Ouders zijn hier laaggeschoold.
3. Leerlingpopulatie: Op deze school zitten leerlingen met bij elkaar 25 verschillende nationaliteiten. De meeste gezinnen bestaan uit moeder/vader/kinderen, maar er zijn ook veel 1-oudergezinnen, ongeveer 1/3.
Thuis spreken de meeste leerlingen een andere taal, voornamelijk Turks en Marokkaans, er zijn ook gezinnen waarvan de nationaliteit wel Turks/Marokkaans is, maar die thuis toch Nederlands spreken.
4. Manier van samenwerken:
'Welkom bij het samenwerkingsnetwerk van de basisschool Toermalijn.
Hier kunt u allerlei informatie vinden over de instellingen die bij de school betrokken zijn.
U kunt hier ook terecht voor adressen en telefoonnummers van instellingen die nuttig zijn voor
ouders, kinderen en leerkrachten.
- Gezondheid
- Schoolse activiteiten
- Opvoeding en onderwijs
- Religie
- Naschoolse activiteiten
- Vragen over huisvesting
- Onderwijsinstellingen
Hier kunt u allerlei informatie vinden over de instellingen die bij de school betrokken zijn.
U kunt hier ook terecht voor adressen en telefoonnummers van instellingen die nuttig zijn voor
ouders, kinderen en leerkrachten.
- Gezondheid
- Schoolse activiteiten
- Opvoeding en onderwijs
- Religie
- Naschoolse activiteiten
- Vragen over huisvesting
- Onderwijsinstellingen
Onze school heeft voor de buitenschoolse opvang (bso) een samenwerkingsverband met Kinderopvang 2Samen, die al 70 jaar professionele kinderopvang in Den Haag biedt en sinds 2007 ook haar diensten in Monster aanbiedt.'
Tevens heeft de directeur vertelt dat er een ouderkamer is. Hier regelen ouders (vaak moeders) dingen over school en wordt er gecommuniceerd. Verder krijgen leerlingen briefjes mee en zijn er ouderavonden om ouders in te lichten. Ook de website wordt veel bezocht, hier staat dan ook alle informatie op. Dan is er nog de MR en de ouderraad, die regelen alles vanuit school en spreken dit naar ouders toe.
De school werkt samen met instanties vanuit de wijk doordat de school hun ruimte aanbiedt. De school heeft ruimte over en daardoor is het mogelijk dat een aantal wijkvoorzieningen in de school zijn geplaatst:
- Voorschool
- Welzijn/zorg
- NT2
- Ouderkamer
- Verlengde school (talentschool)
Tevens heeft de directeur vertelt dat er een ouderkamer is. Hier regelen ouders (vaak moeders) dingen over school en wordt er gecommuniceerd. Verder krijgen leerlingen briefjes mee en zijn er ouderavonden om ouders in te lichten. Ook de website wordt veel bezocht, hier staat dan ook alle informatie op. Dan is er nog de MR en de ouderraad, die regelen alles vanuit school en spreken dit naar ouders toe.
De school werkt samen met instanties vanuit de wijk doordat de school hun ruimte aanbiedt. De school heeft ruimte over en daardoor is het mogelijk dat een aantal wijkvoorzieningen in de school zijn geplaatst:
- Voorschool
- Welzijn/zorg
- NT2
- Ouderkamer
- Verlengde school (talentschool)
5. Speciale activiteiten en vaardigheden die de leerkracht moet beheersen om dit netwerk te kunnen onderhouden zijn: De directeur is hier verantwoordelijk voor. Hij vertelde mij dat er vooral lef en interesse voor nodig zijn. Als er eenmaal gepraat wordt, gaat er vanzelf een balletje rollen. Omdat de partijen eigenlijk allemaal wachten op partners en de school ruimte heeft, gaat het vrij makkelijk. Ook krijgen de partijen veel subsidie van de overheid. De directeur stelde al dat het anders niet zo makkelijk was geweest.
6. Methode geschiedenis/aardrijkskunde: Op deze school wordt er niet gewerkt met methodes. Ze werken in thema's. Dit is omdat het voor de leerkracht fijn is om in te kunnen springen in het onderwerp en het de betrokkenheid van de leerlingen des te meer trekt. Ik vroeg de directeur of het ook te maken had met interculturele problematiek. Hij zei dat dat onbewust zeker zo zou kunnen zijn. Je zit namelijk niet vast aan een boek en werkschrift. (Dus geen last van taal). Bijna alles wordt mondeling besproken of er zijn doe-opdrachten.
Toepassingskaart 3. De wijk in!
Ik heb een bezoek gebracht op maandag 12 december aan Rooms-Katholieke basisschool de Toermalijn in Den Haag. Na dit bezoek ben ik met mijn groepje naar een moskee geweest in dezelfde wijk.
Opdracht A:
1. Ik heb de directeur van de Toermalijn geïnterviewd. De vragen die ik heb gesteld zijn:
- Welke rol speelt de school in de wijk?
- Wat voor soorten verschillende culturen zijn er binnen de school?
- Hoe is de gezinssamenstelling van de meeste leerlingen?
- Wat voor taal spreken de meeste leerlingen thuis en op school?
- Wat is de manier van samenwerken tussen de school en de ouders?
- Wat is de manier van samenwerken tussen de school en de wijk?
- Hoe is de gezinssamenstelling van de meeste leerlingen?
- Wat voor taal spreken de meeste leerlingen thuis en op school?
- Wat is de manier van samenwerken tussen de school en de ouders?
- Wat is de manier van samenwerken tussen de school en de wijk?
- Wat zijn de specifieke vaardigheden en activiteiten die iemand moet beheersen om het netwerk (ouders, onderwijsondersteuning en de wijk) te onderhouden? Is daar iemand die daar speciaal mee bezig is op deze school?
- Welke aardrijkskunde- en geschiedenismethode gebruiken jullie op school?
- Welke aardrijkskunde- en geschiedenismethode gebruiken jullie op school?
2. Ik heb toepassingskaart 4 ook uitgewerkt, zie hiervoor bericht van toepassingskaart 4.
3. Zie toepassingskaart 4.
4. Dit is een foto van onze groep bij de Toermalijn. (Klik op de afbeelding om deze in het groot te bekijken)
Opdracht B:
Vooraf heb ik de wijk van deze school eens bekeken met een kaart en met googlemaps, dat ziet er als volgt uit (Klik op de afbeelding om deze in het groot te bekijken) Eerst ziet u de kaart, daarnaast een satelietfoto. Vervolgens ziet u afbeeldingen van een topografische kaart.

Ook op de website van de school stond al het een en ander over de ontstaansgeschiedenis.
'Toermalijn is een basisschool met een lang en succesvol verleden. Al sinds 1904 staat de school aan de Beeklaan in het hart van Den Haag.'
Dit zijn de foto's van onze wijkwandeling: (Klik op de afbeelding om deze in het groot te bekijken)
'Toermalijn is een basisschool met een lang en succesvol verleden. Al sinds 1904 staat de school aan de Beeklaan in het hart van Den Haag.'
Dit zijn de foto's van onze wijkwandeling: (Klik op de afbeelding om deze in het groot te bekijken)
- Er zijn heel veel kleine buitenlandse winkeltjes. Daarboven is woongelegenheid.
- Door de straat rijdt zeer regelmatig een tram. Ik zie geen veilig oversteekpunt voor kinderen. Het is druk.
- Naast de school staat een Rooms-Katholieke kerk.
Opdracht C:
- Naast de school staat een Rooms-Katholieke kerk.
Opdracht C:
Bezoek aan de moskee. Vlakbij de school staat een moskee. De Ayasofya Moskee. Wij zijn hier langs geweest en hebben een aantal vragen gesteld.
Vooraf heb ik mij verdiept in de Islam.
De islam is een monotheïstische godsdienst, dit betekent dat ze één God eren en een van de drie grote(re) zogenoemde Abrahamitische religies. Het Arabische woord islam betekent letterlijk overgave (aan God) of onderwerping en wijst op het fundamentele, religieuze principe dat een aanhanger van de islam (moslim) zich overgeeft aan Gods wil en wetten, de Sharia. Het heilige boek voor moslims is de Koran, waarvan zij geloven dat God de tekst via de aartsengel Djibriel (Gabriël) aan Mohammed als profeet en boodschapper doorgaf. Naast de Koran is de soenna van Mohammed, waarin de levenswijze, de gezegden en de standpunten van de profeet worden beschreven, ook een belangrijke bron voor de islamitische doctrine.
Vragen die ik heb gesteld bij de moskee zijn:
- Wanneer is deze moskee gebouwd?
- Is dit een moskee opzich of maakt deze deel uit van een organisatie?
- Zo ja, hoe wordt er contact gehouden?
- Hoe komen mensen naar jullie toe? (manier van reclame maken) Heeft de moskee een website? Hebben ze flyers? Staan ze in folders van de gemeente?
vrijdag 9 december 2011
Toepassingskaart 1. Zelfanalyse
Bij deze toepassingskaart beantwoord ik de volgende vragen:
1. Beschrijf welke invloeden en achtergronden jou hebben gevormd tot de persoon die je nu bent. Denk aan identiteitsbepalende factoren als je opvoeding, culture positie, sociaal-economische positie, politieke voorkeur, etc.
Ik ben opgegroeid in een Protestants Christelijk gezin. Ik ben zelf niet gelovig, maar toch heeft deze opvoeding mijn normen en waarden voor de samenleving gevormd. Ik ben opgevoed in een gezin waarin mijn moeder altijd thuis is geweest (alleen mijn vader werkt). Dit heb ik als kind zijnde altijd als heel prettig ervaren. Ik heb daardoor ook een hekel aan stilte gekregen omdat ik thuis altijd gezelligheid en drukte om mij heen heb gehad (ook doordat ik een jonger zusje en broertje heb). Mijn vader heeft een eigen bedrijf voor 1 dag in de week en verder werkt hij 4 dagen voor een werkgever. Daardoor is hij weinig thuis. Ondanks dit heb ik toch een hele sterke band met mijn vader, misschien juist omdat we daarin zoveel op elkaar lijken. Mijn vader werkt in de stad en we wonen in een dorp, dit heb ik altijd heel fijn gevonden. Sociaal economisch hebben we het altijd goed gehad. Mijn ouders hebben wel de visie dat iedereen in deze maatschappij voor zichzelf moet zorgen. Dat hebben ze mij in die zin ook meegegeven. Als ik mijzelf bijvoorbeeld vergelijk met medestudenten ben ik een van de weinige studenten die nog thuis woont maar wel alle financiele zaken zelf moet regelen. (Studiegeld, verzekeringen, enz.) Aan de ene kant vond ik dit best moeilijk, vooral als je om je heen ziet dat medestudenten alles vergoed krijgen van hun ouders, aan de andere kant, ik ben er wel veel volwassener door geworden en ik kan wanneer ik op mijzelf woon, financieel goed voor mijzelf zorgen. Dat zijn de belangrijkste invloeden en achtergronden die mij gevormd hebben.
2. Met welke sociale groep (of groepen) identificeer je je momenteel het meest? (bijv. familie, leeftijdsgenoten uit de wijk waar je woont, studentenvereniging, uitgaans-scene, hockeyteam, etc.)
Ik identificeer mij het meeste met de mensen waarmee ik samen sport (hardlopen). Deze mensen hebben verder geen overeenkomsten met mij (leeftijd, geslacht). Dat is juist wat ik er zo leuk aan vind, het is een echte familiebezigheid! Wel merk ik vaak dat we meningen delen, het echt kunnen genieten van de natuur; passie voor het hardlopen; eigen prestatie verbeteren; prestatiedrang om te winnen en vooral ook de gezelligheid na afloop omdat dit iets is wat je voor jezelf doet en daar hoort gezelligheid bij.
3. Welke voor jou geldende specifieke achtergronden (zie vraag 1) zouden -denk je- van invloed kunnen zijn op jouw lesgeven?
Dat ik Protestants-Christelijk ben opgevoed. Ik heb er ook voor gekozen om deze akte te gaan halen. Ik vind het namelijk belangrijk dat kinderen deze normen en waarden ook meekrijgen. Kinderen kunnen er net als ik voor kiezen om uiteindelijk niet gelovig te zijn, maar ik vind eht belangrijk dat ze hier een keuze in krijgen, zoals ik die ook heb gehad.
4. In hoeverre kan je jouw pedagogisch-didactisch handelen beschouwen als transcultureel?
a. Heb je een open leefhouding waarbij je andere waarden en normen niet alleen respecteert, maar ook accepteert?
b. Ben je in staat cultuurverschillen te overbruggen?
c. In hoeverre ben je in staat leerlingen te begeleiden bij hun culturele identiteitsvorming?
a. Ja, die heb ik. Ik ben altijd benieuwd naar de mening van een ander. Daarnaast vind ik dat iedereen mag geloven wat hij/zij wil, zolang deze mensen ook open staan voor mijn normen en waarden.
b. Nee, ik snap niet altijd waarom bepaalde mensen anders reageren, vaak kan ik mij daar wel een voorstelling van maken maar ik weet het nooit zeker.
c. Hier ben ik heel goed in, ik geef de kinderen altijd een keuze. Ik vertel bijvoorbeeld bij het kerstverhaal dat er mensen zijn die dat geloven en dat dat mag. Andere mensen zien het als een mooi verhaal en halen er de normen en waarden uit, dat mag ook. Ik laat dan vaak de kinderen even nadenken over wat ze er zelf van vinden. Waarom zou het waar gebeurd kunnen zijn? Waarom niet? Verder ga ik dan niet in discussie, het is iets wat je zelf mag weten en daar wordt niemand op afgerekend.
5. Denk je dat je een speciale bijdrage kan leveren aan de realisering van interculturele taken van de basisschool? Zo ja, hoe dan?
Ja, ik sta daar namelijk voor open en ik wil dat graag aan de kinderen meegeven. Het maakt het uiteindelijk voor ons allen makkelijker en leuker.
6. Hoe ziet jouw visie er op de huidige maatschappij nu uit?
a. Welke uitdagingen in de samenleving zie je?
b. Welke bedreigingen in de samenleving zie je?
a. Dat iedereen elkaar zal respecteren. Daarvoor is nodig dat we elkaar leren kennen.
b. Niet iedereen wil elkaar leren kennen, er komt (naar mijn idee) steeds meer haat tussen verschillende bevolkingsgroepen. Dit vind ik erg jammer.
7. Hoe kijk je aan tegen de integratie van allochtone groepen in de samenleving?
Verloopt moeizaam. Wanneer er een beter intergratiebeleid zou zijn, zou het volgens mij meer problemen uit de weg helpen.
8. Hoe ervaar je andere religies dan de jou goed bekende?
Ik vind het altijd wel erg interessant om iemand te horen over zijn of haar religie. Vooral vind ik het dan erg interessant om standpunten te vergelijken, hoe lossen anderen dit op? Ik ben namelijk van mening dat we veel van elkaar kunnen leren.
9. Hoeveel vrienden/kennissen met een andere culturele -en/of buitenlandse achtergrond heb je?
Ik heb vooral veel vrienden die net als ik niet gelovig zijn. Ik heb geen vrienden met een buitenlandse achtergrond. Echter heb ik wel veel met deze mensen te maken. Ik werk in een supermarkt en heb veel collega's met een andere culturele achtergrond of die uit het buitenland komen. Daarnaast heb ik veel met klanten te maken en merk ik ook daar soms verschil in de achtergronden. Vooral in de wijze hoe men met personeel omgaat (bepaalde culturen is het zo dat je niets waard bent omdat je in een supermarkt werkt en wordt je niet vriendelijk behandeld, in andere culturen ben je juist veel waard omdat je een onmisbare schakel in de samenleving bent en deze mensen beseffen dat je nodig bent).
10. Welke invloed hebben gesprekken met kinderen en ouders met andere culturele achtergronden op jou gehad?
Ik ben meegeweest op kamp vooral jaar stage met groep 7. Er gingen 3 meiden niet mee. Hun ouders vonden dit uit culturele overwegingen geen goed idee. Er ging wel een Islamitische jongen mee, hij nam zijn eigen vlees mee. Zijn ouders vertrouwde er namelijk niet helemaal op dat de school hier rekening mee zou houden. Hier heb ik van geleerd dat het vooral erg belangrijk had geweest om de ouders uit te nodigen voor een gesprek. De communicatie was hier namelijk verlopen via de kinderen en zo was nog een hoop onduidelijk. Een gesprek had wel op zn plaats geweest.
1. Beschrijf welke invloeden en achtergronden jou hebben gevormd tot de persoon die je nu bent. Denk aan identiteitsbepalende factoren als je opvoeding, culture positie, sociaal-economische positie, politieke voorkeur, etc.
Ik ben opgegroeid in een Protestants Christelijk gezin. Ik ben zelf niet gelovig, maar toch heeft deze opvoeding mijn normen en waarden voor de samenleving gevormd. Ik ben opgevoed in een gezin waarin mijn moeder altijd thuis is geweest (alleen mijn vader werkt). Dit heb ik als kind zijnde altijd als heel prettig ervaren. Ik heb daardoor ook een hekel aan stilte gekregen omdat ik thuis altijd gezelligheid en drukte om mij heen heb gehad (ook doordat ik een jonger zusje en broertje heb). Mijn vader heeft een eigen bedrijf voor 1 dag in de week en verder werkt hij 4 dagen voor een werkgever. Daardoor is hij weinig thuis. Ondanks dit heb ik toch een hele sterke band met mijn vader, misschien juist omdat we daarin zoveel op elkaar lijken. Mijn vader werkt in de stad en we wonen in een dorp, dit heb ik altijd heel fijn gevonden. Sociaal economisch hebben we het altijd goed gehad. Mijn ouders hebben wel de visie dat iedereen in deze maatschappij voor zichzelf moet zorgen. Dat hebben ze mij in die zin ook meegegeven. Als ik mijzelf bijvoorbeeld vergelijk met medestudenten ben ik een van de weinige studenten die nog thuis woont maar wel alle financiele zaken zelf moet regelen. (Studiegeld, verzekeringen, enz.) Aan de ene kant vond ik dit best moeilijk, vooral als je om je heen ziet dat medestudenten alles vergoed krijgen van hun ouders, aan de andere kant, ik ben er wel veel volwassener door geworden en ik kan wanneer ik op mijzelf woon, financieel goed voor mijzelf zorgen. Dat zijn de belangrijkste invloeden en achtergronden die mij gevormd hebben.
2. Met welke sociale groep (of groepen) identificeer je je momenteel het meest? (bijv. familie, leeftijdsgenoten uit de wijk waar je woont, studentenvereniging, uitgaans-scene, hockeyteam, etc.)
Ik identificeer mij het meeste met de mensen waarmee ik samen sport (hardlopen). Deze mensen hebben verder geen overeenkomsten met mij (leeftijd, geslacht). Dat is juist wat ik er zo leuk aan vind, het is een echte familiebezigheid! Wel merk ik vaak dat we meningen delen, het echt kunnen genieten van de natuur; passie voor het hardlopen; eigen prestatie verbeteren; prestatiedrang om te winnen en vooral ook de gezelligheid na afloop omdat dit iets is wat je voor jezelf doet en daar hoort gezelligheid bij.
3. Welke voor jou geldende specifieke achtergronden (zie vraag 1) zouden -denk je- van invloed kunnen zijn op jouw lesgeven?
Dat ik Protestants-Christelijk ben opgevoed. Ik heb er ook voor gekozen om deze akte te gaan halen. Ik vind het namelijk belangrijk dat kinderen deze normen en waarden ook meekrijgen. Kinderen kunnen er net als ik voor kiezen om uiteindelijk niet gelovig te zijn, maar ik vind eht belangrijk dat ze hier een keuze in krijgen, zoals ik die ook heb gehad.
4. In hoeverre kan je jouw pedagogisch-didactisch handelen beschouwen als transcultureel?
a. Heb je een open leefhouding waarbij je andere waarden en normen niet alleen respecteert, maar ook accepteert?
b. Ben je in staat cultuurverschillen te overbruggen?
c. In hoeverre ben je in staat leerlingen te begeleiden bij hun culturele identiteitsvorming?
a. Ja, die heb ik. Ik ben altijd benieuwd naar de mening van een ander. Daarnaast vind ik dat iedereen mag geloven wat hij/zij wil, zolang deze mensen ook open staan voor mijn normen en waarden.
b. Nee, ik snap niet altijd waarom bepaalde mensen anders reageren, vaak kan ik mij daar wel een voorstelling van maken maar ik weet het nooit zeker.
c. Hier ben ik heel goed in, ik geef de kinderen altijd een keuze. Ik vertel bijvoorbeeld bij het kerstverhaal dat er mensen zijn die dat geloven en dat dat mag. Andere mensen zien het als een mooi verhaal en halen er de normen en waarden uit, dat mag ook. Ik laat dan vaak de kinderen even nadenken over wat ze er zelf van vinden. Waarom zou het waar gebeurd kunnen zijn? Waarom niet? Verder ga ik dan niet in discussie, het is iets wat je zelf mag weten en daar wordt niemand op afgerekend.
5. Denk je dat je een speciale bijdrage kan leveren aan de realisering van interculturele taken van de basisschool? Zo ja, hoe dan?
Ja, ik sta daar namelijk voor open en ik wil dat graag aan de kinderen meegeven. Het maakt het uiteindelijk voor ons allen makkelijker en leuker.
6. Hoe ziet jouw visie er op de huidige maatschappij nu uit?
a. Welke uitdagingen in de samenleving zie je?
b. Welke bedreigingen in de samenleving zie je?
a. Dat iedereen elkaar zal respecteren. Daarvoor is nodig dat we elkaar leren kennen.
b. Niet iedereen wil elkaar leren kennen, er komt (naar mijn idee) steeds meer haat tussen verschillende bevolkingsgroepen. Dit vind ik erg jammer.
7. Hoe kijk je aan tegen de integratie van allochtone groepen in de samenleving?
Verloopt moeizaam. Wanneer er een beter intergratiebeleid zou zijn, zou het volgens mij meer problemen uit de weg helpen.
8. Hoe ervaar je andere religies dan de jou goed bekende?
Ik vind het altijd wel erg interessant om iemand te horen over zijn of haar religie. Vooral vind ik het dan erg interessant om standpunten te vergelijken, hoe lossen anderen dit op? Ik ben namelijk van mening dat we veel van elkaar kunnen leren.
9. Hoeveel vrienden/kennissen met een andere culturele -en/of buitenlandse achtergrond heb je?
Ik heb vooral veel vrienden die net als ik niet gelovig zijn. Ik heb geen vrienden met een buitenlandse achtergrond. Echter heb ik wel veel met deze mensen te maken. Ik werk in een supermarkt en heb veel collega's met een andere culturele achtergrond of die uit het buitenland komen. Daarnaast heb ik veel met klanten te maken en merk ik ook daar soms verschil in de achtergronden. Vooral in de wijze hoe men met personeel omgaat (bepaalde culturen is het zo dat je niets waard bent omdat je in een supermarkt werkt en wordt je niet vriendelijk behandeld, in andere culturen ben je juist veel waard omdat je een onmisbare schakel in de samenleving bent en deze mensen beseffen dat je nodig bent).
10. Welke invloed hebben gesprekken met kinderen en ouders met andere culturele achtergronden op jou gehad?
Ik ben meegeweest op kamp vooral jaar stage met groep 7. Er gingen 3 meiden niet mee. Hun ouders vonden dit uit culturele overwegingen geen goed idee. Er ging wel een Islamitische jongen mee, hij nam zijn eigen vlees mee. Zijn ouders vertrouwde er namelijk niet helemaal op dat de school hier rekening mee zou houden. Hier heb ik van geleerd dat het vooral erg belangrijk had geweest om de ouders uit te nodigen voor een gesprek. De communicatie was hier namelijk verlopen via de kinderen en zo was nog een hoop onduidelijk. Een gesprek had wel op zn plaats geweest.
vrijdag 2 december 2011
Bijeenkomst 4, vragen beantwoorden.
Na deze bijeenkomst beantwoord ik de volgende vragen:
1. Wat verwachtte je te leren in deze themabijeenkomst? Hoe je omgaat met ouders van allochtone leerlingen. In hoeverre pas je je aan? Hoe bereid je je voor op een gesprek met ouders van allochtone leerlingen?
2. Is deze verwachting uitgekomen? Leg uit: waarom wel of waarom niet? (Tip: geef antwoord op deze vragen door je zinnen steeds met 'ik' te beginnen! Houd je reflecterende opmerkingen bij jezelf!) Ja, ik heb veel tips en tops gekregen dankzij de bespreking van het filmpje, het boek en de casus.
3. Wat ben je van plan met de aangeboden kennis/inzichten te gaan doen? Maak hier ook een verbinding met jouw Jonge -of Oudere Kind specialisatie. Wanneer ik een gesprek met een ouder van een allochtoon kind heb weet ik hoe ik me kan voorbereiden en hoe ik moet reageren in bepaalde situaties. Ook begrijp ik beter waarom deze ouders anders kunnen reageren in een gesprek dan Nederlandse ouders dat doen. Dit heeft te maken met de cultuur.
1. Wat verwachtte je te leren in deze themabijeenkomst? Hoe je omgaat met ouders van allochtone leerlingen. In hoeverre pas je je aan? Hoe bereid je je voor op een gesprek met ouders van allochtone leerlingen?
2. Is deze verwachting uitgekomen? Leg uit: waarom wel of waarom niet? (Tip: geef antwoord op deze vragen door je zinnen steeds met 'ik' te beginnen! Houd je reflecterende opmerkingen bij jezelf!) Ja, ik heb veel tips en tops gekregen dankzij de bespreking van het filmpje, het boek en de casus.
3. Wat ben je van plan met de aangeboden kennis/inzichten te gaan doen? Maak hier ook een verbinding met jouw Jonge -of Oudere Kind specialisatie. Wanneer ik een gesprek met een ouder van een allochtoon kind heb weet ik hoe ik me kan voorbereiden en hoe ik moet reageren in bepaalde situaties. Ook begrijp ik beter waarom deze ouders anders kunnen reageren in een gesprek dan Nederlandse ouders dat doen. Dit heeft te maken met de cultuur.
Abonneren op:
Posts (Atom)